| Inleiding | Het houden
van een referaat | Beantwoorden / stellen van vragen
en discussie | Hinderlijke spanning en negatieve
opvattingen | Checklist |
Inleiding
Spreken in het openbaar wordt door velen "lastig" en
"spannend" gevonden. De beoordeling "lastig" en "spannend"
duidt op twee te onderscheiden kanten van spreken in het openbaar:
- "Lastig" duidt vooral op de kant van techniek en
vaardigheid. Een nuttige vraag is: wat is er nu zo
lastig en hoe is dit aan te pakken?
- "Spannend" duidt vooral op de emotionele kant en de
daarmee samenhangende lichamelijke spanning. "Spannend" is sterk verbonden met voorspellingen omtrent
het eigen optreden en de reacties hierop van anderen.
De ideeën die je daarover hebt bepalen in hoge mate
hoe je je voelt. Een nuttige vraag is: wat maakt het
spannend en hoe is hier mee om te gaan?
In dit informatieblad staan een aantal aanwijzingen die vooral bruikbaar zijn bij een specifieke vorm van spreken in het openbaar, namelijk het spreken in werkgroepen. Aan de hand van deze aanwijzingen zijn het houden van een referaat, de deelname aan discussie, het stellen en beantwoorden van vragen en actief luisteren, met meer succes en minder nare gevoelens te doen. Dit is te bereiken door vaardigheden aan te leren en hinderlijke denkgewoonten af te leren. Daar is tijd en oefening voor nodig!
| Inhoud | Presentatie |
Gang van zaken |
Voorbereiden van de inhoud.
Probeer het onderwerp interessant voor jezelf te maken. Kies het onderwerp zelf uit. Wacht niet te lang als je uit een aantal onderwerpen moet kiezen, zodat de "leuke" onderwerpen op zijn. Refereren is een investering in tijd en moeite, maak dit lonend voor je. Begin op tijd zodat je informatie kan inwinnen (bij medestudenten en docenten), literatuur nog beschikbaar is, je van te voren de presentatie kan oefenen en je deze werkzaamheden kan afwisselen met andere activiteiten. Informeer hoe in jouw studie een referaat wordt opgezet. In het algemeen is daar het volgende over te zeggen:
- Ga zorgvuldig na wat er inhoudelijk wordt verwacht (samenvatting van opgegeven literatuur, zelf literatuurlijst samenstellen, alleen ordenen of ook een kritisch oordeel geven, enz.)
- Stel de grenzen vast van het te bespreken gebied:
a. maak een duidelijke vraagstelling. Verzamel en
orden je materiaal met het oog op deze vraagstelling.
b. probeer het antwoord op de vraag zo kort mogelijk
te formuleren (voor jezelf); dit is de "boodschap" van
je betoog.
- Permitteer je, alvorens je "verhaal" te systematiseren,
eerst ongeordend te werken. Als je de belangrijkste
informatie hebt verzameld, orden dan eerst (door bv.
een korte inhoudsopgave te schrijven) en werk dan
het verhaal uit.
- Begin het referaat altijd met een overzicht van wat er
gaat komen. Je laat a.h.w. je koopwaar zien om de
aandacht van de toehoorders te trekken. Maak je
vraagstelling duidelijk; vat tijdens je betoog afzonderlijke gedeelten samen; maak een samenvatting en conclusie en/of vragen.
Voorbereiden van de presentatie
- Maak aantekeningen die je bij het refereren kunt
gebruiken. Schrijf zonodig het referaat volledig op; dit
kan je meenemen als geruststelling; eventueel kan je
iets opzoeken, eventueel lees je het op.
Maak een aantekeningenblad met een duidelijk leesbare indeling en steekwoorden; zet er ook aanwijzingen voor jezelf bij (zoals bv. "
even pauze", "gelegenheid geven om vragen te stellen", e.d.)
- Besef dat een gesproken betoog verschilt van een
schriftelijk verhaal; het laatste is compacter. Een lezer
kan immers even terug kijken als hij de draad kwijt
is, een luisteraar kan dat niet. Een voor de aanwezigen begrijpelijk referaat legt uit hoe het betoog opgebouwd is en behandelt punten uitvoeriger, herhaalt,
vat samen en zorgt voor een duidelijk einde. Dit zijn
allemaal manieren om de verwerking door de luisteraars van de aangeboden stof te bevorderen. Overdonder deze niet door bv. achter elkaar nieuwe informatie te verstrekken, maar gun hen tijd om na te
denken.
- Hardop een referaat uitspreken is een goede oefenmethode. Wen eraan jezelf te horen spreken op een
voordrachttoon. Oefen met een taperecorder en een
spiegel, en ontdek eventuele verbale of non-verbale
hebbelijkheden van jezelf. Houd het referaat voor één
of meer vrienden en vraag hun reacties. Let erop dat
je spreektaal gebruikt en let op je uitspraak (door
nervositeit kan je slordig gaan spreken). Ga niet
jachten en het verhaal afraffelen; liever te langzaam
dan te snel.
- Stel vast hoe je eventuele moeilijkheden gaat aanpakken (ondermeer met de gegevens uit dit informatieblad). Maar de balans op van sterke en zwakke punten en bepaal een strategie hoe je zwakke punten en
moeilijkheden het beste kunt aanpakken.
Voorbereiding gang van zaken
Stel de gang van zaken vast: tijd, gebruik van schoolbord, taperecorder e.d. Ga na wat je nodig hebt (vergeet
niet iets zeer praktisch als bv. een verlengsnoer); kan
het publiek vragen stellen/discussiëren tijdens het referaat of na afloop; gebruik van aantekeningen terwijl je
zit of staat. Ondanks de keuze van eventuele voorgangers is het meestal wel mogelijk om zelf te bepalen of
je staande of zittend en op welke plaats in het vertrek
je het referaat houdt.
Het zal duidelijk zijn dat het refereren ingebed is in een
geheel van activiteiten. Het houden van een referaat is
zeker geen geïsoleerde activiteit, waar geen greep is op
te krijgen. Voor deze fase een paar extra aanwijzingen:
- Gebruik leesbare aantekeningen ; onderstreep de indeling
in hoofdstukken en belangrijke opmerkingen
zodat je het geheel blijft overzien; nummer de pagina's duidelijk.
- Maak een duidelijk begin , bv. door dat gewoon te
zeggen. Zorg dat je de eerste minuten op dreef kunt
komen (de spanning is dan vaak het sterkst en zakt
daarna) door met iets "gemakkelijkst" te beginnen
(een anekdote, een persoonlijke ervaring, jouw interesse in dit onderwerp, of wat zakelijker: het overzicht van wat gaat komen). Dit heeft tevens het
voordeel dat je de aandacht van de luisteraars trekt.
- Neem de tijd en praat niet te snel; pauzeer (die tijd is feitelijk korter
dan je subjectief ervaart); neem een slokje water, kijk
af en toe rond, niet naar de "massa", maar zie de
afzonderlijke personen; richt je blik van de één op de
ander en let op eventuele reacties.
- Maak een duidelijk einde aan het referaat, bv. door
dat letterlijk te zeggen. Voeg daar eventueel een
aantal vragen aan toe, die je de toehoorders wilt
voorleggen.
- Hantering van de spanning
- Het verbergen van een probleem, versterkt vaak dat probleem. In diverse
situaties is het acceptabel en lucht het op iets te
zeggen over gespannenheid.
- Doorbreek staren en dwing jezelf rond te kijken. Voorkom
lichamelijke verstarring door te bewegen en schrijf bijvoorbeeld wat op
het bord
- Verschuif je aandacht zonodig van negatieve gedachten naar waar
je mee bezig bent, namelijk een referaat houden. Kijk naar de toeschouwers,
ontspan wat, blaas wat uit, neem een slokje water
Stel van tevoren vast of je tijdens of na het referaat wilt ingaan op vragen. Besef dat je van het onderwerp het één en ander weet, maar dat je niet alles hoeft te weten (geef dan zonodig toe, spreek af het na te zoeken en er op terug te komen, deel mee wat je weet en wat je vermoedens zijn). Om antwoord te kunnen geven heb je tijd nodig om even na te denken, sprekers winnen die tijd soms dor het uiten van stereotype opmerkingen als: "interessante vraag", resp. "blij dat u mij dat vraagt", maar "hier moet ik even over nadenken" kan evenzeer. Blijf je realiseren dat kritiek op punten van het referaat geen kritiek op het referaat in zijn geheel is en zeker niet op je persoon. Je kunt de gang van zaken bij de discussie sterk beïnvloeden door vragen aan de toehoorders voor te leggen. Je vergroot hun betrokkenheid hiermee. Wacht op de reacties, moedig dit aan, ga erop in; niet afkappen of meteen nieuwe vragen bedenken als het niet meteen vlot loopt. De werkgroepleider zal zeker regelend optreden.
Het is zeer nuttig om na afloop eens na te gaan, bv. met andere deelnemers, hoe één en ander is gelopen. Waar past tevredenheid (het gaat immers niet vanzelf, maar je hebt werk verzet) en waar is verdere aandacht voor voorbereiden, het refereren zelf en discussie nodig. Probeer precies en concreet te oordelen. Maak op een realistische manier de balans op. Probeer vrij vage oordelen als "het ging wel" of "het was niks" op te helderen: wat viel mee en wat viel tegen? Wat ging er in welke mate? Beoordeel je optreden niet naar een overdreven strenge norm. Probeer nuttige informatie te verwerven door jezelf met "welwillendheid" vragen te stellen. Gebruik hierbij de checklist die achter in dit infoblad is opgenomen.
Het beantwoorden/stellen van vragen en discussie
| Inhoud | Timing |
Presentatie | Luisteren |
Ga zitten op een plaats die je bevalt en bij je doeleinden/plannen past (bv. ga niet in een hoekje zitten als je van plan bent aan de discussie deel te nemen), blijf "aanwezig", voorkom staren en de andere kant uitkijken en let op het volgende:
Inhoud
Maak een aantekening over de vraag die je wilt stellen of de opmerking die je wilt maken. Doe dat als voorbereiding op de werkgroep of tijdens de discussie. Raadpleeg deze aantekening of lees deze letterlijk voor.
Timing
Let op hoe het in die groep toegaat, regelt een voorzitter de discussie, of doen de deelnemers dat zelf door op momenten van "stilte" meteen na een opmerking het woord te nemen. Stel het maken van een opmerking niet te lang uit. De drempel om te beginnen wordt steeds hoger, terwijl je het risico loopt dat je achter raakt bij de discussie. Zorg dat je je niet overmatig bezorgd maakt over de formulering van een opmerking. Probeer eens al pratende te formuleren; het hoeft niet perfect te zijn. Indien iemand op hetzelfde moment als jij het woord neemt dan zijn er verschillende mogelijkheden. Voorbeelden hiervan zijn: "sorry" zeggen en doorgaan; iemand opzettelijk laten voorgaan: "ga je gang"; stem verheffen en doorgaan.
Presentatie
Over het algemeen is het nodig om eerst aandacht te krijgen/trekken en pas daarna je mededeling te doen. Aandacht richt je door inleidende zinnen te gebruiken. Algemene opmerkingen als: daar wil ik iets over zeggen....; daar ben ik het wel/niet meeeens....; zijn voor dit doel bruikbaar. Ook maak je door verandering in houding (bv. hand opsteken, naar het gezelschap toebuigen) duidelijk dat je iets te zeggen hebt. Dit heeft ook het voordeel dat je wat op dreef kan komen, voordat je je eigenlijke mededeling doet. Om meer in het algemeen in een werkgroep op dreef te komen is het meestal het eenvoudigst om met een vraag naar verduidelijking of om meer informatie te beginnen. Iets mededelen en kritiek uiten komen dan in een later stadium aan bod.
Luisteren
- De tijd uitzitten en alles gelaten over je heen laten komen is een aanpak die nogal negatieve gevolgen heeft (onaangename gevoelens, slechte beoordelingen). Ook als je niet van plan bent actief te discussiëren, dan kan je toch wel actief aan de werkgroep deelnemen.
- Merk je dat je weg doezelt, je jezelf afvraagt waar het eigenlijk over gaat of dat je zo opziet tegen actieve deelname aan de werkgroep, dat thuisblijven een aantrekkelijk alternatief wordt, probeer dan de groep interessant te maken door op een actieve manier te luisteren. Voorkom tegenzin en verveling door de situatie aantrekkelijker en nuttiger voor jezelf te maken.
- DDat houdt in de eerste plaats in: richt je aandacht op zowel de inhoud van de werkgroep als op de gang van zaken. Luister als het ware met nieuwsgierigheid. Dat heeft het grote voordeel dat je aandacht niet gericht is op eventuele negatieve gedachten en onaangename gevoelens. Een tweede voordeel is, dat niet alleen je kennis van je studie toeneemt, maar ook van optreden in werkgroepen. Observeer de presentatie, gedragingen en gewoontes van de deelnemers. Hoe gaat het er bv. toe bij vragenstellen en discussie? Verzamel die informatie en neem wat je kunt gebruiken over.
- actief luisteren" is een goede inhoudelijke voorbereiding nodig. Je kunt dan meedenken en voor jezelf jouw antwoorden en opmerkingen vergelijken met die van anderen. Ontbreekt informatie of bemerk je onduidelijkheden dan zijn navraag ("als ik u goed begrijp, dan bedoelt u....") of een vraag naar verduidelijking ("wat bedoelt u met....") goede middelen om dit te verhelpen. Je bevordert het luisteren door wat te zeggen.
Negatieve gedachten en hinderlijke spanning
| Wisselwerking gedachten-gevoelens |
Ontstaan problemen door interpretatie
van feiten | Omgaan met spanning |
Negatieve gedachten en constructieve alternatieven |
Wisselwerking gedachten en gevoelens
Dat je in een sombere stemming, somber getinte gedachten hebt ligt voor de hand. Dat, andersom geredeneerd, gedachten, opvattingen, ideeën en denkpatronen grote invloed hebben op gevoelens, is voor velen een onverwachte visie op menselijk functioneren. In deze paragraaf komen hinderlijke effecten van negatieve gedachten en denkpatronen aan de orde.
Problemen ontstaan door interpretatie van feiten
Mensen voelen zich in een aantal situaties gespannen. Spreken in het openbaar is typisch een situatie waar bijna iedereen spanning kent. Deze spanning is "normaal". Het is een teken van geactiveerd zijn. Het effect op een prestatie kan zelfs heel gunstig zijn. Dit zijn als het ware de feiten.
Soms ontstaan problemen door een verkeerde interpretatie van deze spanning. De spanningsverschijnselen (kloppend hart, zweten, warm worden, spanning in maag, enz.) worden door iemand zelf altijd duidelijk waargenomen, maar anderen zullen dit nauwelijks opmerken. Voor deze persoon kan het dan lijken alsof hij/zij de enige is die dit soort verschijnselen heeft. Dat is echter een verkeerde interpretatie van de feiten.
Sommigen vatten deze spanningsverschijnselen op als een teken dat het houden van een referaat wel slecht zal gaan. Dat is een tweede verkeerde interpretatie, want spanning is nu eenmaal nodig voor een goede prestatie. Zo wordt een voor iedereen lastige taak, namelijk het houden van een referaat een bijna onoverkomelijk probleem.
M.a.w.: een "normale" moeilijkheid is door verkeerde
interpretaties van feiten een probleem geworden.
Angst voor blozen
Nogal wat mensen zijn bang dat ze bij het spreken in een groep een rood
hoofd krijgen. Zelfs bij dit voor velen vervelende verschijnsel, namelijk
blozen zijn er neutrale feiten aan te wijzen
- De sensaties die de persoon zelf opmerkt (vooral
warmte) over het algemeen zeer veel sterker zijn en
langer duren dan hetgeen een toeschouwer visueel
waarneemt;
- Anderen dit nauwelijks opmerken, daar mensen elkaar
over het algemeen niet nauwkeurig observeren;
- Anderen dit meestal nauwelijks interessant vinden;
- Het niveau van een prestatie niet daalt door dit verschijnsel.
Als je het zo nuchter beziet, dan is er weinig aan de hand. Toch kan iemand zich in een dergelijke situatie hoogst ongelukkig voelen. Dat is vooral het gevolg van de interpretatie van een op zich neutrale feiten. Een voorbeeld van sombere interpretaties en negatieve gedachten denkpatronen is:
- Ik krijg een vuurrode kop, dat vind ik zeer vervelend, want
- iedereen ziet dat, en dat vind ik heel erg, want dan
- vindt iedereen mij belachelijk en dat kan ik niet
verdragen en daardoor
- kan ik het referaat niet houden en dan sta ik
helemaal voor gek.
Een op zich neutrale situatie krijgt door somber getinte
interpretaties een grote emotionele lading.
Hieronder wordt nog eens in een schema weergegeven hoe een steeds negatiever denkpatroon ontstaat. Uit negatieve interpretaties van de feiten wordt in toenemende mate een reeks zeer onaangename emotionele conclusies getrokken.
Feiten ---> | Interpretatie ---> | 'Emotionele conclusie' |
Warmte voelen ---> | ik krijg een vuurrode kop ---> | dat is vervelend |
Mensen kijken vluchtig naar elkaar ---> | iedereeen ziet dit ---> | dat is heel erg |
Sommigen zien wellicht dat je bloost, maar de gelaatskleur van iemand is nauwelijks interessant voor anderen ---> | iedereen vindt mij belachelijk ---> | dat is onverdragelijk |
Het niveau van een prestatie wordt nauwelijks beïnvloed door spanning en zeker niet door gelaatskleur ---> |
ik sta te stuntelen....ik kan het niet ---> |
ik sta voor gek en dat is afschuwelijk |
Leren omgaan met spanning
Pas op voor herhaling van een niet constructieve aanpak
Het is duidelijk: spanning kan lastig zijn en een moeilijkheid vormen. Het is zaak te leren omgaan met deze lastige spanning. De wijze waarop je ermee omgaat, bepaalt of een probleem ontstaat. Jezelf dwingen om "rustig" te zijn, tegen jezelf zeggen "dat het wel meevalt" terwijl je juist grote spanning voelt, heeft vaak een averechtse uitwerking. Er ontstaat dan a.h.w. een gesprek in jezelf (een interne dialoog) tussen een angstige en een sussende kant, terwijl het maar de vraag is welke kant de sterkste is. Zeg je bv. in jezelf "rustig, niets aan de hand, gewoon even een referaat houden" en bemerk je als reactie: "ik durf het niet, ik ben bang dat het rampzalig zal gaan", dan wordt dit interne gesprek, naarmate het verder gaat, meestal steeds scherper ("je moet" vs. "ik kan het niet"). Zo ontstaat een patstelling.
Meestal werkt dit sussen ongunstig uit. Je geeft jezelf instructies ("rustig, even een referaat houden") die niet zijn op te volgen. Ondanks slechte effecten blijven sommigen dit sussen steeds weer herhalen. Doorgaan met één methode die niet werkt wordt wel genoemd: de fout van meer van hetzelfde. Die fout maak je als je doorgaat met aan te sporen en te sussen, terwijl het effect negatief is.
Onderzoek wat er speelt
In plaats van een interne dialoog tussen een angstige kant (die zonder argumenten te geven beweert dat het héél erg is) en een sussende kant (die zonder argumentatie beweert dat er niets aan de hand is) zou je beter eens kunnen onderzoeken in hoeverre beide kanten gelijk en ongelijk hebben. Sommige dingen die de angstige kant zegt kunnen waar zijn (bv. "ze zullen kritiek hebben"; inderdaad, als niet iedereen zit te slapen krijg je reacties en daar kunnen ook kritische reacties bij zijn) en sommige dingen die de angstige kant zegt zijn sterk overdreven of onzin (bv. "als ze kritiek hebben dan betekent dat dat mijn presentatie waardeloos was).
Ook over de sussende kant is dit onderscheid te maken. Sommige dingen die de sussende kant zegt kunnen waar zijn (bv. "je kunt het best"; inderdaad, waarschijnlijk kun je in ieder geval een praatje houden dat niet al te saai en begrijpelijk is en een voldoende halen). Maar sommige dingen die de sussende kant zegt zijn sterk overdreven of onzin (bv. "en dus moet je je gewoon even rustig houden"; onzin, je hoeft niet rustig te zijn en rustig worden doe je niet "gewoon even", dat is moeilijk en het kost tijd om dat te leren).
Negatieve gedachten en denkpatronen EN
constructieve alternatieven
Nu volgt een lijstje met negatieve (en angstig makende) gedachten en denkpatronen en een lijstje met constructieve alternatieven. Deze laatste helpen je je doel te bereiken en doen meer recht doet aan wat er werkelijk aan de hand is.
gedachten en denkpatronen |
negatief | constructieve alternatieven |
Negatieve toekomstvoorspellingen omtrent je optreden (bv. "dat wordt toch niks") | Realistische verwachtingen ontwikkelen (bv. "Ik vind het moeilijk maar als ik me goed voorbereid kan ik een redelijke presentatie geven.")
|
Selectieve negatieve evaluatie van je eigen optreden (bv. "dat was volkomen waardeloos") en geen aandacht voor
positieve punten | Evenwichtig kritische evalueren (bv. "In het begin praatte ik te snel, maar dat werd later beter. De conclusie van m'n verhaal had duidelijker gekund, maar m'n argumenten waren goed te volgen.")
|
Gedachten lezen n.a.v. reacties van anderen (bv. "ze vinden dat ik een stomme opmerking maak") | Eigen oordeel vormen (bv." Ik weet niet wat andere mensen denken.")
|
Onmogelijke opdrachten aan jezelf (bv. "dat moet ik gewoon even doen") | Haalbare en concrete doelen stellen (bv. "Ik doe het niet gewoon even. Het kost veel spanning en voorbereidingstijd, maar dat kan de moeite waard zijn.")
|
Jezelf zwakker voorstellen dan je in feite bent (bv. "als ze kritiek hebben, nou, daar kan ik echt niet tegen") | Inzicht in jezelf ontwikkelen (bv. "Als ze kritiek hebben is dat vervelend en heb ik misschien 2 dagen een rothumeur, maar daarna is het over en vergeten.")
|
Zichzelf waarmakende voorspellingen (bv. "als ik zenuwachtig ben, loopt het helemaal mis") | Realistisch oordeel over presteren ontwikkelen (bv. " Als ik zenuwachtig ben is dat voor mijzelf een naar gevoel, maar mijn presentatie kan nog steeds in orde zijn.")
|
Verregaande interpretaties en generalisatie n.a.v. een situatie of sensatie (bv. iemand geeuwt en jij overtuigt
jezelf dat jij dus een slaapverwekkend verhaal vertelt, en dat dat dus betekent dat je een enorme kluns bent) | Eigen oordeel vormen en jezelf constructieve aanwijzingen geven (bv. "Als iemand geeuwt is hij misschien te laat gaan slapen. Zelfs als hij geeuwt omdat mijn verhaal saai is, betekent dat alleen maar dat dit een saai verhaal is, verder zegt het niet veel over mijn vermogen om verhalen te vertellen en helemaal niets over mij als persoon in het algemeen.")
|
Interne dialogen, die tot een impasse leiden (bv. "dat zou ik eigenlijk moeten doen" vs. "Maar het lukt mij toch niet") | Constructieve aanwijzingen aan jezelf (bv. " Ik wil graag dat het me lukt, maar het moet niet.")
|
Spookverhalen, vol onuitgesproken suggesties omtrent toekomstige rampen (bv. "als ik dat niet haal, dan
gebeurt er iets verschrikkelijks") | Blijf bij de feiten (bv. "Als ik het niet haal, dan heb ik dus een onvoldoende. Dan moet er iets geregeld worden om het nog een keer te doen. Dat is wel vervelend en dat kost tijd, maar het is geen ramp die ik niet zal overleven.")
|
Checklist Referaat
Met deze drie korte checklists kun je op grond van
voorafgaande ervaringen zelf "diagnostiseren" wat je
sterke en zwakke punten zijn bij het houden van een
referaat. De punten van de checklist staan uitvoerig
beschreven in dit informatieblad.
Checklist spreken in werkgroepen
Hoe is je voorbereiding op het referaat?
|
| zwak | gemiddeld
| goed |
1. Voorbereiding inhoud | |
| |
Keuze van het onderwerp | 1 | 2
| 3 |
Werken aan inhoud referaat | 1
| 2 | 3 |
Logische opbouw referaat | 1
| 2 | 3 |
2. Voorbereiding presentatie |
| | |
Schriftelijke voorbereiding, (steekwoorden, volledige tekst, enz)
| 1 | 2 | 3 |
Oefenen in referaat houden | 1
| 2 | 3 |
3. Voorbereiding gang van zaken |
| | |
Voorbereiding praktische punten | 1
| 2 | 3 |
Voorbereiding vragen en discussie | 1
| 2 | 3 |
Hoe ging het houden van het referaat? |
1. Hoe ging het vlak voor het referaat? (aanpak spanning en gepieker)
| 1 | 2 | 3 |
2. Hoe ging het contact maken met het publiek? (bv. kijken)
| 1 | 2 | 3 |
3. Hoe sprak je? (verstaanbaar, niet te snel, levendig, enz.)
| 1 | 2 | 3 |
4. Hoe goed bleek de inhoudelijke voorbereiding te zijn?
| 1 | 2 | 3 |
5. Hoe ben je omgegaan met de spanning van de situatie?
| 1 | 2 | 3 |
6. Hoe was het publiek? | 1 | 2
| 3 |
7. Hoe ben je omgegaan met eventuele tegenslagen?
| 1 | 2 | 3 |
8. Hoe ging alles bij elkaar genomen het houden van het referaat?
| 1 | 2 | 3 |
Hoe gingen het vragen stellen en de discussie? |
1.Tijd nemen voor vragen en discussie | 1
| 2 | 3 |
2. Stimuleren tot vragen stellen, e.d. | 1
| 2 | 3 |
3. Beantwoorden van vragen | 1
| 2 | 3 |
4. Stimuleren tot discussie | 1
| 2 | 3 |
5. Deelname aan de discussie | 1
| 2 | 3 |
6. Omgaan met eventuele tegenslagen (bv. moeilijke vraag of lastig publiek)
| 1 | 2 | 3 |
Studentenpsychologen - Universiteit Leiden
|