Onderzoek studieproblemen eerstejaars studenten
| Individuele factoren en studieresultaten | Vroegtijdige signalering van studieproblemen | Verwerken van informatie | Gebruik informatie | Verbetering van studieresultaten | Samenvatting onderzoek | Literatuur SMART |
Onder Leidse eerstejaars studenten is jarenlang onderzoek gedaan naar factoren die samenhangen met het behalen van studieresultaten. Hierbij is vooral gezocht naar factoren die bruikbaar zijn in de begeleiding van studenten.

Samenhang individuele factoren en studieresultaten

Om te kunnen studeren zijn uiteraard voldoende intellectuele capaciteiten nodig. Wie over ruime intellectuele capaciteiten beschikt zal het allemaal wat gemakkelijker afgaan. Maar voor de grote middenmoot geldt, dat het er vooral om gaat hoe iemand zijn intelectuele capaciteiten gebruikt. Voor wie een VWO-diploma heeft behaald geldt dat niet zozeer cognitieve als wel metacognitieve vaardigheden met studieresultaten samenhangen. Tijdens het eerstejaar blijken organisatie en aanpak van de studie van het grootste belang te zijn. Daarbij is er de laatste jaren tevens veel aandacht voor meer persoonlijke factoren als waargenomen competentie en zelf-bekwaamheid.

Deze conclusies zijn ondermeer gebaseerd op onderzoek bij Leidse eerstejaars studenten met een studievragenlijst, de StudieManagement & Academische Resultaten Test ( SMART ). Met deze vragenlijst worden vier factoren gemeten, namelijk Academische competentie (de overtuiging de studie aan te kunnen en plezier en interesse in de studie te hebben), Tentamen competentie (de overtuiging tentamens met succes te kunnen afleggen), Time management (adequate afwisseling van studie- en vrije tijd) en Strategisch studeren (afgestemd op het tentamen studeren).

Bij vier opleidingen (geneeskunde, biomedische wetenschappen, biologie en psychologie) is de vragenlijst eind november/ begin december afgenomen. Aan het einde van het studiejaar zijn de SMART-scores van studenten in verband gebracht met de tentamencijfers van dat jaar. Bij de verschillende studierichtingen bleek een duidelijke relatie te bestaan met studieresultaten. In het bijzonder was bij studenten geneeskunde Academische competentie van belang, bij studenten psychologie ging het om Tentamen competentie en Time management en bij studenten biologie telde adequate Time management sterk.

Het betekent dus, dat de opvattingen van een student over zichzelf (Academische- en Tentamen competentie) en studiegedrag van die student (Time management en Strategisch studeren) samenhangen met studieresultaten. Daarbij zijn er verschillen te constateren tussen opleidingen.



Vroegtijdige signalering van studieproblemen

Uit een analyse van de gegevens van studenten met goede en met slechte studieresultaten bleek dat het mogelijk is om eind november / begin december vrij nauwkeurig te voorspellen wie onvoldoende studieresultaten dat jaar zal behalen. Zwakke Tentamen competentie en Time management bleken vaak de oorzaak te zijn van studieproblemen.

Ook de eerste tentamenresultaten zeggen uiteraard iets over de resultaten van de rest van het jaar. Uit onderzoek bij geneeskunde studenten in Amsterdam bleek dat zowel de eerste tentamenresultaten als de uitslagen op de SMART een indicatie geven voor de studieresultaten in de rest van het jaar. Maar de uitslag op een studievragenlijst heeft een groot voordeel, want deze kan duidelijke informatie verschaffen over de oorzaak van de problemen, hetgeen een gerichte aanpak van het probleem bevordert.



Verwerken van informatie over studieproblemen

Studiebegeleiders merken vaak op dat studenten met studieproblemen onrealistisch optimistisch zijn over hun mogelijkheden een opgelopen studieachterstand weg te werken. Dit kan tot onhaalbare studieplannen leiden, waardoor de problemen alleen maar toenemen.

Het lijkt er wel eens op dat 'zwakke' studenten in een gesprek met een studiebegeleider zichzelf met goede voornemens moed inspreken en de onaangename feiten van de realiteit vermijden.

Uit onderzoek bij eerstejaars studenten psychologie bleek dit echter niet zonder meer het geval. In dit onderzoek vulden studenten eerst twee gecomputeriseerde studievragenlijsten in (o.a. de SMART) en kregen meteen daarna de uitslag van deze vragenlijsten. Het bleek dat vooral studenten met studieproblemen deze feedback over de aanpak van de studie waardeerden. Deze studenten geven aan dat informatie over de studieaanpak niet wordt genegeerd en hen wel degelijk aan het denken zet.

Hieruit is af te leiden dat informatie over een onproductieve studieaanpak zeker tot studenten met studieproblemen doordringt. Studenten met studieproblemen kunnen zeer onrealistisch optimistisch doen, maar het is niet zo dat negatieve informatie wordt genegeerd. De vraag is echter of deze informatie ook wordt gebruikt om het studieprobleem productief aan te pakken.



Individuele factoren en de aanpak van studieproblemen

Uit de analyse van gegevens van een onderzoek bij eerstejaars studenten psychologie blijkt dat er individuele factoren zijn aan te wijzen die samenhangen met het al dan niet aanpakken van studieproblemen. Van belang hierbij is het onderscheid dat in de self-efficacy theorie (Bandura) wordt gemaakt tussen uitkomstverwachtingen en zelf-bekwaamheids verwachtingen. Dit verschil is toe te lichten aan de hand van een veelvoorkomend probleem. Stel iemand constateert bij zichzelf een weinig gezonde stijl van leven. Wat meer bewegen, minder vet eten, stoppen met roken zou een oplossing zijn. Anders gezegd: die persoon verwacht met bepaalde acties (minder vet eten, enz.) de gewenste uitkomst (toename in gezondheid) te bereiken. Toch komen opvallend veel mensen ondanks deze positieve uitkomstverwachting niet in actie of houden dit niet lang vol. Dat wordt in verband gebracht met zelf-bekwaamheids verwachtingen, dat wil zeggen dat deze persoon niet gelooft dat hij in staat is met succes deze oplossing uit te voeren. En wie niet verwacht dat hij er bekwaam genoeg voor is, zal meestal niet in actie komen of deze actie lang genoeg volhouden.

Het verschil tussen uitkomst verwachtingen en zelf-bekwaamheids verwachtingen blijkt ook bruikbaar te zijn bij studenten met studieproblemen. Eenvoudig gesteld komt het erop neer dat studenten metpositieve uitkomstverwachtingen zeker ingaan op een uitnodiging van een studieadviseur de problemen te bespreken en een aantal van hen zich zelfs inschrijft voor een cursus studievaardigheden. Het blijven volgen van die cursus en het volhouden van een betere studieaanpak lijkt echter samen te hangen met zelf-bekwaamheids verwachtingen. Studenten blijken daarin sterk individueel te verschillen.



Aanpak van studieproblemen en studieresultaten

Studenten zijn nogal geneigd te denken dat 'harder werken' de enige oplossing van het probleem is. Ook docenten en ouders lijken het daar vaak roerend over eens te zijn. De relatie studietijd en studieresultaten blijkt echter een tamelijk zwakke relatie te zijn. Een minimaal aantal studieuren is uiteraard nodig, maar daarboven maakt het verrassend weinig uit.

Harder gaan werken zal voor een aantal studenten zeker nodig zijn, anderen daar en tegen zullen zelfs minder uren moeten gaan maken, of de studie wezenlijk anders moeten aanpakken en organiseren. Wat uitmaakt zijn de factoren die hiervoor beschreven zijn als academische en tentamen competentie, time management, strategisch studeren en zelf-bekwaamheids verwachtingen. In een cursus studievaardigheden is naast het leren van een betere verwerking van de studiestof (cognitieve vaardigheden) ook leren van een betere organisatie van de studie en ontwikkelen van competenties (meta-cognitieve vaardigheden) mogelijk.

Bij studenten psychologie is onderzocht of het volgen van een cursus studievaardigheden leidt tot betere studieresultaten en of er een interactie bestaat tussen studieresultaten met individuele factoren. Dat bleek inderdaad het geval te zijn. Die studenten die een cursus studievaardigheden volgen EN de overtuiging hebben dat ze in staat zijn zelfstandig de studie aan te pakken, hebben betere studieresultaten. Als het aantal gehaalde tentamens voor en na de cursus wordt geanalyseerd, dan blijkt er een duidelijk verbetering in tentamenresultaten te bestaan.



Samenvatting

Onderzoek onder Leidse eerstejaars studenten levert het volgende op.
  1. Tussen individuele factoren en studieresultaten bestaat een samenhang. Als deze relatie met de Leidse SMART studievragenlijst wordt onderzocht dan blijkt de overtuiging de studie en de tentamens aan te kunnen (waargenomen academische en tentamen competentie), time management (een adequate afwisseling van studietijd en vrije tijd) en in mindere mate strategisch studeren (op het tentamenafgestemd studeren) duidelijk samen te hangen met studieresultaten. Het gaat hier om factoren die in het kader van begeleiding zonodig zijn te versterken. Competentie is te ontwikkelen, time management en strategisch studeren zijn te leren.

  2. Studenten die een grote kans lopen de propedeuse niet te halen zijn vroeg in het jaar op te sporen. Half december tekenen studieproblemen zich al duidelijk af. Met name zwakke tentamen competentie en time management geven hier duidelijke aanwijzingen voor. In principe is er dan nog veel te verbeteren.

  3. Vaak wordt gesteld dat studenten met studieproblemen de confrontatie hiermee ontlopen en onrealistisch optimistisch blijven. Uit onderzoek blijkt echter dat studenten met studieproblemen informatie over hun onproductieve studieaanpak waarderen en dat deze informatie wel degelijk tot hen doordringt. Maar tezelfdertijd blijkt helaas ook dat ondanks dit inzicht, niet al deze studenten tot doeltreffende actie overgaan.

  4. Het aanpakken van studieproblemen (ondermeer het bespreken hiervan met een studieadviseur en het volgen van een cursus studievaardigheden) hangt samen met individuele factoren. Vereenvoudigd weergegeven komt het op het volgende neer: studenten met positieve verwachtingen over een bezoek aan een studieadviseur zoeken deze na een oproep ook daadwerkelijk op. Iets dergelijks geldt voor het inschrijven voor een cursus studievaardigheden. Inschrijven is echter wat anders dan het volhouden van een cursus. Het blijven volgen van een dergelijke cursus hangt echter samen met een zelf-bekwaamheids verwachting, namelijk de overtuiging in staat te zijn deze cursus te blijven volgen.

  5. De vraag waar het allemaal om draait is: verbeteren de studieresultaten? Dit bleek het geval te zijn bij een bepaalde groep studenten. Die studenten die een cursus studievaardigheden volgden EN de overtuiging hebben dat ze in staat zijn zelfstandig de studie aan te pakken, behalen betere studieresultaten. Ook hier zal het gaan om volhouden, namelijk het volhouden van de betere aanpak die in de cursus is geleerd.



Literatuur SMART

  • Topman, R.M., Kleijn, W.Chr., Ploeg, H.M. van der & Masset, E.A.E.A. (1992). Test anxiety, cognitions, study habits and academic performance: a prospective study. In K.A. Hagvet & T. Backer Johnsen (Eds.), Advances in Test Anxiety Research, (Volume 7, pp 221-240). Lisse: Swets & Zeitlinger.
  • Topman, R.M., Kleijn, W.C., Ploeg, van der H.M. & Masset, E.A.E.A. (1993). "Eigenlijk had ik gisteren al willen beginnen'. Een prospectief onderzoek naar de relatie van uitstellen, time management en zelfconcept met studieresultaten. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, 11, 21-31.
  • Topman, R.M. & Stoutjesdijk, E.T. (1994). 'Nu je dit weet, wat doe je er mee'. Ontwikkeling van een korte studievragenlijst en de effecten van feedback op de aanpak van studieproblemen. In H.C. Schouwenburg & J.T. Groenewoud (Eds): Studievaardigheid en leerstijlen (pp 133-149). Groningen: Wolters-Noordhof.
  • Kleijn, W.Chr., Topman, R.M. & Ploeg, H.M. van der (1994). Cognities, studiegewoonten en academische prestaties: De ontwikkeling van de Studie Management en Academische Resultaten Test (SMART). Nederlands Tijdschrift voor Psychologie, 49, 231-232.
  • Kleijn, W.Chr., Ploeg, H.M. van der & Topman, R.M. (1994). Cognition, study-habits, test anxiety and academic performance. Psychological Reports, 75, 1219-1226.